Wat de puber niet kent, gebruikt zij niet. Welke determinanten beïnvloeden de keuze van Vlaamse meisjes voor een voorbehoedsmiddel bij de start en het verdere verloop van hun seksuele leven?

15 mei 2019

Geertrui De Backer. Wat de puber niet kent, gebruikt zij niet. Welke determinanten beïnvloeden de keuze van Vlaamse meisjes voor een voorbehoedsmiddel bij de start en het verdere verloop van hun seksuele leven? – promotor prof. dr. Edwin Wouters, begeleider Marjolijn De Wilde.


Alle seksuele opvoeding ten spijt, blijft het aantal soa’s in België stijgen, zeker bij jongeren. Daarnaast worden relatief weinig Vlaamse tieners zwanger, maar blijkt uit recente abortuscijfers dat een groot deel van deze zwangerschappen ongewenst waren. Het zit nochtans wel goed met het voorbehoedsmiddelengebruik van de Vlaamse tiener. Wel zijn uitgerekend die voorbehoedsmiddelen waar de kans op gebruikersfouten het grootst is, de favorieten, namelijk de pil en het condoom.


De masterscriptie van Geertrui De Backer tracht te achterhalen hoe het keuzeproces voor een voorbehoedsmiddel bij meisjes verloopt, zowel bij de start als gedurende het verdere verloop van hun seksuele leven. Ook wordt onderzocht of de ondervraagde meisjes hun voorbehoedsmiddelen consistent gebruiken. Tot slot gaat dit onderzoek na of er een discrepantie bestaat tussen het voorbehoedsmiddel dat de respondenten op het moment van interview gebruikten en hun ideale voorbehoedsmiddel.

Het onderzoek was retrospectief en werd uitgevoerd aan de hand van dieptegesprekken, een techniek waarbij sturende vragen zoveel mogelijk vermeden worden. De uitgeschreven transcripten werden gecodeerd aan de hand van KAVES, een didactische methodiek uit RSV voor het secundaire onderwijs. Elf respondenten kwamen op gesprek. Elk van hen had ervaring met de pil, de meesten van hen ook met het condoom. Een klein deel van deze groep had ervaring met het vrouwencondoom, de vaginale ring, de kalendermethode en de noodpil. De ondervraagde respondenten bleken gestart te zijn met de pil of het condoom. De pil werd in eerste instantie niet meteen als voorbehoedsmiddel gebruikt, maar als geneesmiddel tegen hormonale klachten. Andere voorbehoedsmiddelen werden niet overwogen wegens een gebrek aan vertrouwdheid en kennis, recensies van anderen en het gebruiksgemak van de pil. Slechts enkele respondenten gaven aan gestopt te zijn met de pil en een andere methode te gebruiken. De mening van anderen blijft belangrijk, en ook de kostprijs komt in beeld als beïnvloedende factor. Het condoom werd geregeld gebruikt, vooral aan de start van een nieuwe seksuele relatie. Zo goed als alle respondenten hadden ervaring met inconsistent en incorrect gebruik van een voorbehoedsmiddel. Tot slot bleek er ook een discrepantie te bestaan tussen het als ideaal beschreven en het huidig voorbehoedsmiddel. Dit was vooral het geval bij pilgebruiksters.


Beleidsaanbevelingen door Geertrui De Backer zijn: meer ervaringsdeskundigen aan het woord laten in het onderwijs, meer aandacht besteden aan alle voorbehoedsmiddelen, meer aandacht geven aan kansengroepen en holebi’s, ouders begeleiden naar een open communicatie, de informerende rol van artsen benadrukken, voorbehoedsmiddelen beter laten terugbetalen, ook naar studenten toe campagnes voeren, en meer wetenschappelijk onderzoek doen naar (de keuze van) voorbehoedsmiddelen. 

Author

Geertrui De Backer

Promotor

Prof. dr. Edwin Wouters

Organisation

Sensoa

Institution

Universiteit Antwerpen